Dieterich Buxtehude (1637-1707)
Dieterich Buxtehude werd geboren in Helsingborg, Helsingør (Elsinore), of Oldesloe; voor de veiligheid wordt hij een ‘Deens-Duitse componist’ genoemd. Wat we wel zeker weten, is dat hij het grootste deel van zijn leven in Lübeck werkte: van 1668 tot zijn dood. Zijn hoofdtaak bij de plaatselijke Marienkirche was organist (zijn vader Johannes Buxtehude was dat ook al), daarnaast had hij een verplichte bijbaan als 'kerkschrijver' (boekhouder).
Buxtehude was de opvolger van Franz Tunder bij de Marienkirche. Hij trouwde met Tunders dochter; in die tijd was dat een gebruikelijke secundaire arbeidsvoorwaarde.
Lübeck was de hoofdstad van de Hanze, het verbond van handelssteden rond Noord- en Oostzee. Ook toen die middeleeuwse organisatie geen machtsfactor van betekenis meer was, bleef Lübeck een belangrijke handelsstad. Om de handelaren in de stad te onderhouden, werden in de Marienkirche ‘Abendmusiken’ georganiseerd – concerten, gesponsord door de kooplieden van de stad. Tunder nam het initiatief voor de Abendmusiken, naar het model van de concerten die organist/stadsmusicus Jan Pieterszoon Sweelinck in de Oude Kerk van Amsterdam organiseerde.
Buxtehude begon in 1673 composities te schrijven voor de Abendmusiken, vaak met een oratoriumachtig karakter. Dat werk is niet bewaard gebleven; het verhaal wil dat de plaatselijke vishandel de partituren als verpakkingsmateriaal heeft gebruikt. Intussen maakten die stukken en zijn virtuoze orgelimprovisaties hem wel beroemd, tot ver buiten Lübeck. Een van zijn bewonderaars was Johann Sebastian Bach. Als dertienjarige schreef hij een ingewikkeld stuk van Buxtehude over en in de late herfst van 1705 vertrok de negentienjarige Bach van Arnstadt naar Lübeck om de vermaarde musicus te horen spelen. Dat was een reis van vierhonderd kilometer, te voet, over het onherbergzame Harzgebergte, in de tijd dat winters nog winters waren. Bach bleef er drie maanden.
Later dat jaar zou Händel ook langskomen. Hij was toen al een internationaal bekend componist. Het stadsbestuur van Lübeck legde hem in de watten, in de hoop dat hij de opvolger van Buxtehude wilde worden, maar Händel wiegerde beleefd. Het schijnt dat Buxtehudes dochter een sterk tegenargument was.