Membra Jesu nostri, Buxtehude
I. Ad pedes | I. Tot de voeten |
---|---|
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Ecce super montes pedes evangelizantis et annunciantis pacem. |
2.
Daar, over de bergen snelt een vreugdebode. Hij kondigt vrede aan. (Nahum 1:15) |
3.
Salve mundi salutare, salve Jesu care! Cruci tuae me aptare vellem vere, tu scis quare. Da mihi tui copiam. |
3.
Gegroet redder van de wereld, gegroet, lieve Jezus! Kon ik mij maar bij u voegen aan het kruis, waarlijk, dat is wat ik wil, U weet waarom. Geef mij van Uw overvloed. |
4.
Clavos pedum, plagas duras, et tam graves impressuras circumplector cum affectu, tuo pavens in aspectu, tuorum memor vulnerum. |
4.
De nagels in Uw voeten, de harde slagen en de diepe striemen, ik omarm ze vol overgave, bevend voor Uw aanblik, als ik aan Uw wonden denk. |
5.
Dulcis Jesu, pie Deus, Ad te clamo, licet reus, praebe mihi te benignum, ne repellas me indignum de tuis sanctis pedibus. |
5.
Zoete Jezus, genadige God, ik roep U aan. Ook al ben ik schuldig, betoon U mild tegenover mij, stuur mij, onwaardige, niet weg van Uw heilige voeten. |
6. Ecce super montes (da capo). | |
II. Ad genua | II. Tot de knieën |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Ad ubera portabimini, et super genua blandientur vobis. |
2.
Ze zal je op de heup dragen en je wiegen op de knie. (Jes. 66:12) |
3.
Salve Jesu, rex sanctorum, spes votiva peccatorum, crucis ligno tanquam reus, pendens homo, verus deus, caducis nutans genibus. |
3.
Gegroet Jezus, koning van de heiligen, de hoop die beloofd is aan de zondaars, hangend aan het kruishout als een schuldige, tegelijk mens en ware God, wankelend op uw bezwijkende knieën. |
4.
Quid sum tibi responsurus, actu vilis corde durus? Quid rependam amatori, qui elegit pro me mori, ne dupla morte morerer. |
4.
Wat zal ik U antwoorden, ik, die laaghartig en hardvochtig ben? Hoe zou ik degene die mij liefheeft vergoeden, die verkozen heeft voor mij te sterven opdat ik geen dubbele dood zou sterven? |
5.
Ut te quaeram mente pura, sit haec mea prima cura, non est labor nec gravabor, sed sanabor et mundabor, cum te complexus fuero. |
5.
Dat ik U zoek, met een reine geest, laat dat mijn eerste zorg zijn. Dat kost mij moeite noch pijn, maar het zal mij genezen en reinigen als ik U zal omhelzen. |
6. Ad ubera portabimini (da capo) | |
III. Ad manus | III. Tot de handen |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Quid sunt plagae istae in medio manuum tuarum? |
2.
Wat zijn dat voor wonden midden in Uw handen ? (Zach. 13:6) |
3.
Salve Jesu, pastor bone, fatigatus in agone, qui per lignum es distractus et ad lignum es compactus expansis sanctis manibus |
3.
Gegroet Jezus, goede herder, uitgeput door de doodstrijd, op het kruishout uitgerekt op het kruishout vastgenageld aan Uw uitgestrekte heilige handen. |
4.
Manus sanctae, vos amplector, et gemendo condelector, grates ago plagis tantis, clavis duris, guttis sanctis dans lacrymas cum osculis |
4.
Heilige handen, ik grijp jullie en al zuchtend verheug ik mij toch over jullie. Ik dank de vele slagen, de harde spijkers, de heilige bloeddruppels, in tranen kus ik ze. |
5.
In cruore tuo lotum me commendo tibi totum, tuae sanctae manus istae me defendant, Jesu Christe, extremis in periculis. |
5.
In Uw bloed gewassen, geef ik mij helemaal aan U over. Moge Uw heilige handen mij beschermen, Jezus Christus, in doodsnood. |
6. Quid sunt plagae istae (da capo) | |
IV. Ad latus | IV. Tot de zijde |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Surge, amica mea, speciosa mea, et veni, columba mea inforaminibus petrae, in caverna maceriae. |
2.
Sta op, vriendin, mooi meisje, kom! Mijn duifje in de rotskloof, verscholen in de bergwand. (Hooglied 2: 13- 14) |
3.
Salve latus salvatoris, in quo latet mel dulcoris, in quo patet vis amoris, ex quo scatet fons cruoris, qui corda lavat sordid. |
3.
Gegroet, zijde van de redder, waarin de zoete honing verborgen ligt, waarin de kracht van de liefde zich openbaart, waaruit de bron van bloed opwelt, die het bezoedelde hart zuivert van zonde. |
4.
Ecce tibi appropinquo, parce, Jesu, si delinquo, verecunda quidem fronte, ad te tamen veni sponte scrutari tua vulnera. |
4.
Kijk, ik kom naar U toe, ontzie me als ik tekort schiet. Met beschroomd gelaat ben ik toch naar U gekomen, uit vrije wil, om Uw wonden te onderzoeken. |
5.
Hora mortis meus flatus intret, Jesu, tuum latus, hinc expirans in te vadat, ne hunc leo trux invadat, sed apud te permaneat. |
5.
Moge, in het uur van de dood, mijn laatste adem in Uw zijde binnendringen, o Jezus; van hier scheidend, moge ze bij U binnengaan, opdat de woeste leeuw haar niet zal bespringen, maar mijn ziel voor altijd bij U geborgen is. |
6. Surge amica mea (da capo) | |
V. Ad pectus | V. Tot de borst |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Sicut modo geniti infantes rationabiles, et sine dolo [lac] concupiscite, ut in eo crescatis in salutem. Si tamen gustastis, quoniam dulcis est Dominus. |
2.
Verlang als pasgeboren zuigelingen naar de smetteloze melk van het evangelie, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt. U hebt toch ondervonden hoe goed de Heer is? (1 Petrus 2: 2-3) |
3.
Salve, salus mea, deus, Jesu dulcis, amor meus, salve, pectus reverendum, cum tremore contingendum, amoris domicilium |
3.
Gegroet, mijn heil, God, zoete Jezus, mijn geliefde gegroet, eerwaardige borst die alleen met ontzag mag worden aangeraakt, de woonplaats van de liefde. |
4.
Pectus mihi confer mundum, ardens, pium, gemebundum , voluntatem abnegatam, tibi semper conformatam, juncta virtutum copia |
4.
Geef mij een zuivere inborst, vurig, vroom, en nederig. Maak dat ik mijn eigen wil negeer en mij altijd voeg naar Uw wil, met een overvloed aan deugden. |
5.
Ave, verum templum dei, precor miserere mei, tu totius arca boni, fac electis me apponi, vas dives deus omnium. |
5.
Gegroet, ware tempel van God, ik smeek u, ontferm u over mij, Gij bewaarplaats van alle goeds, maak dat ik tot de uitverkorenen behoor, kostbaar vat, God van het universum. |
6.
Sicut modo geniti (da capo) | |
VI. Ad cor | VI. Tot het hart |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Vulnerasti cor meum, soror mea, sponsa! |
2.
Je hebt mijn hart verwond, mijn zusje, mijn bruid! (Hooglied 4: 9) |
3.
Summi regis cor, aveto, te saluto corde laeto, te complecti me delectat et hoc meum cor affectat, ut ad te loquar, animes |
3.
Hart van de hoogste koning, gegroet, ik groet U, blij van hart, het verheugt me U te mogen omhelzen! Mijn hart verlangt ernaar dat U mij opwekt tot U te spreken. |
4.
Per medullam cordis mei, peccatoris atque rei, tuus amor transferatur, quo cor tuum rapiatur languens amoris vulnere |
4.
Laat tot in het diepste van mijn hart, het hart van een zondaar, Uw liefde binnendringen. Om mij wordt Uw hart verscheurd, kwijnend door de wonde van de liefde. |
5.
Viva cordis voce clamo, dulce cor, te namque amo, ad cor meum inclinare, ut se possit applicare devoto tibi pectore |
5.
Met de levendige stem van mijn hart roep ik u, zoet hart, want ik bemin U. Buig U naar mijn hart toe opdat het kan leunen, vol toewijding, op dat van U. |
6. Vulnerasti cor meum (da capo). | |
VII. Ad faciem | VII. Tot het gezicht |
1. Sonata | 1. Sonata |
2.
Illustra faciem tuam super servum tuum, salvum me fac in misericordia tua |
2.
Laat uw gelaat stralen over mij, uw knecht, en verlos mij door uw genade. (Psalm 31:17) |
3.
Salve, caput cruentatum, totum spinis coronatum, conquassatum, vulneratum, arundine verberatum facie sputis illita |
3.
Gegroet hoofd vol bloed, rondom met doornen gekroond, gekneusd, gekwetst, geslagen met een rietstok, het gezicht besmeurd met speeksel. |
4.
Dum me mori est necesse, noli mihi tunc deesse, in tremenda mortis hora veni, Jesu, absque mora, tuere me et libera |
4.
Wanneer ik eenmaal sterven moet, wees dan niet ver van mij, in het huiveringwekkende uur van de dood. Kom Jezus, en wacht niet bescherm en bevrijd mij. |
5.
Cum me jubes emigrare, Jesu care, tunc appare, o amator amplectende, temet ipsum tunc ostende in cruce salutifera. |
5.
Als U me beveelt deze wereld te verlaten, lieve Jezus, verschijn dan aan me, o, Gij liefdevolle, die ik omarmen wil. Verschijn dan in eigen persoon, op het redding brengend kruis. |
6. Amen | 6. Amen |
Vertaling Hanneke Pot, copyright ©2009 Cappella Gabrieli.
Concert: Maart 2010.