« Kerstmis in roerige tijden deel 1 | » Blog Overzicht

Kerstmis in roerige tijden deel 2

Distler voltooide Die Weihnachtsgeschichte in 1933. Het jaar waarin Adolf Hitler absoluut heerser over Duitsland werd. En het jaar waarin Distler zich genoodzaakt zag lid te worden van de NSDAP om zijn loopbaan veilig te stellen. De bisschop van Lübeck, waar Distler toen werkte, had namelijk besloten dat kosters en organisten lid van de NSDAP moesten worden.

Het orgel van de Marienkirche in Lübeck

Gewetenswroeging

Deze beslissing zal Distler ongetwijfeld de nodige gewetenswroeging hebben bezorgd. Het nationaal-socialistische regime had immers zo haar eigen ideeën over kunst. Veel van Distlers collega’s, onder wie Paul Hindemith, zagen zich gedwongen te emigreren omdat hun werk als ‘entartete Kunst’ bestempeld werd.

Wisselende gemoedstoestanden

Die Weihnachtsgeschichte lijkt Distlers wisselende gemoedstoestanden te weerspiegelen. Nervositeit en kalmte, vreugde en verdriet wisselen elkaar in rap tempo af. Ook wordt Distlers wanhoop voelbaar. Zo komen er in het stuk maar liefst drie smeekbedes voor.
De eerste is aan Maria gericht: ‘wij smeken u oprecht, o edele koningin, omwille van het lijden van uw Zoon, dat u, als wij sterven in dit tranendal, ons zult willen geleiden naar het huis der engelen’.
In de tweede smeekbede wordt het pasgeboren kind van Maria aangesproken: ‘Ware Mens en ware God, help ons uit alle nood, red ons van zonde en dood.’
En ten slotte wordt nogmaals de hulp en voorspraak van Maria ingeroepen: ‘Maria, Moeder van God, sta ons bij en vraag uw lieve kind om ons te beschermen en ons onze schuld te vergeven.’

Burnout avant la lettre

Distler moest enorm hard werken om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Daarbij werd er ook nog eens van hem verwacht dat hij de nazi-ideologieën naleefde. Het mag dan ook geen wonder heten dat Distler geestelijk en lichamelijk uitgeput raakte. Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij een burnout had. De smeekbedes om verlossing lijken recht uit het hart van de componist te komen.

Visie op de maatschappij

En horen we aan het begin van het stuk misschien ook Distlers visie op de maatschappij doorklinken? Doelt Distler met de woorden: ‘het volk dat in duisternis ronddoolt’ – de eerste woorden van Die Weihnachtsgeschichte – wellicht niet alleen op het Joodse volk uit het begin van onze jaartelling, maar ook (of zelfs vooral) op het Duitse volk in de dertiger jaren van de vorige eeuw?

Foto: Karl Schweinsberg. Bron: Barbara Distler-Harth

Gekwelde ziel

De laatste woorden van onze uitvoering van Die Weihnachtsgeschichte zijn: ‘Zo zingen we allen ‘Amen’, dat betekent: Moge het werkelijkheid worden wat we allemaal verlangen. O Jezus, help ons te komen in het rijk van uw Vader, waar we u zullen loven. O, moge God ons dat geven’.
Een diepgevoeld verlangen naar rust en vrede in duistere tijden, geuit door een gekwelde ziel in gewetensnood.