Hugo Distler (1908 - Berlijn 1942)
Hugo Distler was een gevoelige jongen en een van de belangrijkste vernieuwers van de Lutherse kerkmuziek. En het buitenechtelijk kind van een fabrikant en een naaister. Zijn moeder trouwde snel (niet met de fabrikant) en vertrok naar Amerika. De kleine Hugo werd overgelaten aan zijn grootouders en had daar geen prettige jeugd. Hij vluchtte in de piano en nam lessen muziektheorie en muziekgeschiedenis tijdens zijn middelbareschooltijd. Daarna studeerde hij piano, orgel en compositie aan het conservatorium van Leipzig.
Distler verdiepte zich vooral in polyfone muziek uit de renaissance en barok (Schütz, Bach) en gebruikte zijn inzichten voor eigen composities. Die schreef hij onder meer voor de koren die hij dirigeerde.
Distler kreeg steeds vaker te maken met repressie van de nationaal-socialistische autoriteiten. Die hadden weinig op met moderne muziek (‘als ik het woord “cultuur” hoor, trek ik meteen mijn pistool’, schijnt Goebbels ooit gezegd te hebben) en godsdienst. Zijn werk werd een paar keer op een haar na tot ‘ontaarde kunst’ verklaard; steeds waren er invloedrijke collega’s die dat fatale brandmerk wisten te verhinderen. Zij waarderen het zeer, en Distler kreeg steeds meer werk. Zo was hij in de jaren veertig docent compositie, koordirectie en orgel in Charlottenberg en dirigent van het Berlijnse staats- en kathedraalkoor.
Maar de werkdruk, de luchtaanvallen en vooral de vijandigheid van de autoriteiten, die bleven dreigen met recrutering in het leger, ondermijnden Distlers geestelijke weerstand.
Hij pleegde zelfmoord in 1942, nog maar 34 jaar oud. Ver weg van de idyllische wereld van zijn liefdesliedjes uit de jaren dertig.